250
moest men zieh met deze mededeeling voorloopig tevreden
stellen, daar de betrekkelijke waarde Tan de toegestane muur-
vlakte, uit gemis aan plannen, die voor de Kunsthalle nog
niet te verkrijgen waren, niet konden worden heoordeeld.
Onmiddelijk hierna werden de noodige gegevens uit de offi-
cieele programma’s getrokken en yertaald, en op den 22 en Mei
op de meest uitgebreide wijze den kunstenaren toegezonden.
De allereerste poging, om, volgens het officieele programma,
vddr 1 Juli van hetzelfde jaar bij de Generale-Directie te
Weenen de vereisebte opgave te doen van al de in te zenden
kunstwerben, leed schipbreuk, om de eenvoudige reden, dat
die eisch praktisch onuitvoerbaar was, zoodat men zieh, door
den nood gedrongen, genoodzaakt heeft gezien dien eisch te
wijzigen.
Daar dus, tengevolge hiervan, bij geen benadering was te
zeggen, hoe groot het aantal onzer inzenders zou zijn, om-
dat men aan bovenstaande uitnoodiging niet had kunnen vol-
doen, was de Sub-Commissie op dien datum even ver als bij
den aanvang harer werkzaamheden.
In de daarop volgende vergadering der Sub-Oommissie, op
11 Juli, waarin het om verschillende redenen wenschelijk
werd geacht zieh te constitueeren, en waarin alstoen werd be-
noemd: tot President den Heer B. de Poorter, tot Secre-
taris J. G. Yogel en tot Penningmeester R. Craeijvanger ,
werd verder bepaald dat aan de kunstenaars nog zouden wor
den toegezonden de verdere bepalingen, ingevolge Art. 11 der
bijzondere bepalingen van het programma. In verband hier-