88
neming aan dit groote Europeesche concours op te wekken,
dan voorzeker zal men moeten erkennen, dat de Nederlandsche
landbouw-inzendingen verrc yan onbevredigend waren.
Wij spraken daar van onze landbouw-Maatschappijen en
Vereenigingen. In enkele onzer dagbladen is de opmerking
gemaakt dat die niet elk afzonderlijk tot inzending aangespoord
zijn; een opmerking die eigenlijk geen wederlegging behoeft.
De Hoofdcommissie heeft zooveel mogelijk partikulieren tot
deelneming aangespoord. In gezelschap van een zijner medeleden
heeft de Yoorzitter expresselijk de in September 1872 te ’s Hage
gehouden algemeene landbouwtentoonstelling bezocht, ten einde
met opmerkzaamheid alles na te gaan en de namen te noteeren
yan diegenen, wier inzendingen, onverschillig in welk opzieht,
belangrijk schenen. Voor zoover dit mogelijk was heeft men die
inzenders aan hunne woonplaatsen persoonlijk opgezocht, en de an
deren op vriendelijke wijze schriftelijk aangespoord om ook aan
de inzendingen te Weenen deel te nemen. Dit heeft tot een vrij
uitvoerige en drukke correspondentie aanleiding gegeven, en
was niet zonder goed gevolg; ofschoon ook velen, die ’t zeer
goed hadden kunnen doen, zieh hiertoe niet genegen verklaarden.
De Besturen der landbouw-Maatschappijen en Vereenigingen
hebben per se de verplichting op zieh genomen om alles in
’t werk te stellen, wat den landbouw bevorde-
ren, den landbouwenden stand verheffen kan; om
hunne leden aan te sporen tot dätgene, waarvan
deze het nut niet inzien; vreemd moet het dus mins-
tens klinken, wanneer men er de Hoofdcommissie een verwijt