89
van hoort maken, dat deze die Besturen niet opgewekt
of aangespoord heeft tot iets, waarvan men toch bij die Be
sturen , bij zooveel publiciteit als er aan deze zaak gegeven is,
wel geen onbekendheid zal vooronderstellen, en van welks be
lang men partikulieren onkundig mag rekenen, niet echter
hen, die aan ’thoofd van soortgelijke Yereenigingen staan.
Dat dan ook die Besturen — althans niet alle — geen bij-
zondere aansporing noodig hadden , hiervan gaven de Geldersche
Landbouw-maatschappij, de afdeeling Haarlemmermeer der Hol
landsehe Maatschappij van Landbouw, de Yereeniging tot ont-
wikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier,
de Yereeniging tot ontginning der Peel, gen<b Helenaveen, te
’s Hertogenbosch , de Yereeniging tot landverbetering, te Dord-
recht en de Nederlandsche Yereeniging tot bevordering der
Ylasindustrie de bewijzen.
Dat de Hollandsche Maatschappij van Landbouw op de in
1867 te Parijs gehouden Wereld-tentoonstelling zoo krachtig is
opgetreden, hiervan moet de reden gezöcht worden in ’t bijzon-
dere geval dat de toenmalige algemeene Secretaris, de Heer D. R.
Gevers Deynoot, een man van initiatief niet alleen, maar die,
zooals genoeg bekend is, op den landbouwenden stand, vooral
in Holland, een grooten invloed had, en wiens doortastende
wijze van handelen iedereen ontzag inboezemde, toenmaals ook
lid was der Hoofdcommissie voor de Parijsche tentoonstelling.
De Hollandsche boerenwoning en wat daaraan verbonden was,
was grootendeels zijn werk. Met veel grond had men van het
tegenwoordige Hoofdbestuur ook iets, wäre het ook op minder