108
levende planten zijn, en wel planten meerendeels — althans
voor zoover die voor tentoonstellingen gescliikt zijn — van
teederen aard, had men hier te kiezen tusschen een groote
tuinbouw-expositie gedurende eenige dagen, of, in navolging
van wat men vroeger te Parijs heeft gedaan, eenige kleinere,
die elkander met körte tusschenpoozen zouden opvolgen. Men koos
het laatste, een keus, die nooit gelukkig kan genoemd worden.
Wat de internationale tuinbouw-tentoonstellingen beteekenen,
als men alles wat mogelijk is aanwendt om ze goed te doen
slagen, hebben achtereenvolgend die te Brussel, te Amsterdam
en inzonderheid die te Hamburg bewezen.
Onmogelijk echter is het om, gelijk men het hier wilde, vier
dergelijke expositie’s in een zomer tot stand te brengen.
Trouwens, dat men niet zulke omvangrijke tentoonstellingen op
’t oog had, als den naam van groote internationale tuinbouw-
tentoonstellingen verdienen, bleek reeds genoegzaam hieruit,
dat ruim half-April van het eigen] ijk tentoonstellingsgebouw
nog niets te zien was dan .... de plaats waar het zou komen.
En toch moest die l e tijdelijke tentoonstelling met 1° Mei ge-
opend worden.
Dit terrein lag op zichzelf niet ongunstig, maar allesbehalve
günstig was de ligging met het oog op het bezoek, en om die
tentoonstellingen ten minsten nog te doen strekken tot datgene,
waartoe ze dienen könden, nl. tot opluistering der groote We-
reld-tentoonstelling.
De vrij uitgestrekte mimte voor den tuinbouw bestemd, lag
aan het uiterste Oostehjke uiteinde, den Oostelijkon hoek van