118
en daar bewezen het tegendeel. Toen bleek tevens dat men
ze liever daarvoor wilde bewaren, om ieder voor zieh bekro-
ningen te behalen, dan de handen ineen te slaan, om den
vreemdeling te doen zien dat Nederland in dit opzicht niet ten
achteren is.
Dit verschijnsel wordt in dit opzicht te onverklaarbaarder — om
niet te zeggen te laakbaarder — als men bedenkt dat de kosten
daaraan verbonden, wanneer ze gezamenlijk gedragen werden, let-
terlijk niets beteekenden; terwijl bovendien de Pomolog. Vereeni-
ging nog een groot deel dier kosten op zieh nam, en de verzending
van yruchten, goed geemballeerd, geenerlei moeilijkheid inheeft.
Het feit is te opmerkelijk en levert te zeer een bewijs dat
de geest van samenwerking, om daardoor iets degelijks tot
stand te brengen, wanneer dit moet gaan met opoffering van
persoonlijken lof of eigen belang, bij ons nog niet diep is door-
gedrongen. Men wil wel iets doen voor zieh zelven, als men
er zelf de eer voor inoogst en er anderen de loef mede kan afsteken,
maar voor ’t algemeene belang houdt men zieh doof en blind.
Alvorens nu ons Verslag over de tweede groep van het pro-
gramma te eindigen, welke groep door velen — en uit een
landhuishoudkundig oogpunt gezien terecht — als de belang-
rijkste wordt beschouwd, wijl het nut en de beteekenis ervan
met de maatschappelijke belangen in een direct en nauw ver
band staan, hebben wij nog een blik te werpen op den uit-
slag der bekroningen.
Onze Catalogus geeft voor deze groep een getal van 69 in-