132
ducten zij het ons geoorloofd hier de volgendo opmerking te
maken.
In de groepen 2 en 4 alleen komen een en twintig in
zendingen van Oost-Indische voortbrengsclen voor. In de
andere groepen komen voor: in groep 5: zeven, in groep 7:
twee, in groep 12: drie, in groep 16, 22 en 26: ieder een
inzending; zoodat hier alles tesamen, van Nedorlandschc en
Indische exposanten, de Nederlandsche Regeering natuurlijk
medegerekend, niet minder dan 36 inzendingen aanwezig
waren, hetrekking hehhende op Indischen landbouw, nijver-
hied en kunst, waaronder verscheidene zeer uitgehreide, rijke
en hoogst belangrijke.
Toch maakte dit alles niet dien indruk, welken men, met
het oog op den rijkdom en verscheidenheid daarvan, mocht
verwachten. Dit liep vooral sterk in ’t oog, wanneer men,
weinige schreden vorder, in de eerstvolgende Zijgalenj, in de
Fransche afdeeling zag wat däär geexposeerd was als afkom-
stig van Frankrijks kolonien, bijna alleen van Algerie. Daar-
voor was een geheel afzonderlijk gedeelte van die galerij in-
gericht, waarboven men AlgSrie las, en waarin niets anders
dan wat van koloniale, genoegzaam uitsluitend van Algerijn-
sche, afkomst was gevonden werd; maar dät was er dan ook,
in een systematische orde, keurig tentoongesteld. Een afzon-
derlijke, uitvoerige Catalogus van die afdeeling was daar ver-
krijgbaar, en men vertoefde er gaarne, want er viel veel te
zien en te bewonderen; ’t was er leerzaam en men leerde er
gemakkelijk.