2
Yictoriä, die dit denkbeeid in een, in 1849 in de „Society of arts”
gehouden redevoering blootlegde. Aan dit plan, door een
Duitscher ontworpen, maar voor welks verwezenlijking, vöor
ruim twintig jaren, de ondernemende Engelsche natie bij uitne-
mendheid — wellicht toen nog alleen — geschikt was, lag
geen materieel speculatief beginsel ten grondslag. De voorname
bedoeling was dat de verschillende Volkeren elkaars nijver-
beids-voortbrengselen mochten leeren kennen, en er, tot eigen
onderricht en voordeel, tevens van overnemen wat nuttig was.
De groote Londensche tentoonstelling van 1851 mag, meer
wellicht dan eenige latere, als een evenement in de geschie-
denis van den vooruitgang der Europesche nijverheid beschouwd
worden, en ’t Staat boven elken twijfel, dat ze op de ontwik-
keling daarvan , inzonderheid in Engeland, maar ook in andere
landen, een zeer grooten invloed heeft gehad.
’t Was gemakkehjk te voorspellen dat een onderneming, die
met zulk een glansrijken uitslag bekroond werd, die bovendien,
uit een finantieel oogpunt beschouwd, ondanks de aanzienlijke
kosten, zoo uitstekend geslaagd was (het batig saldo werd ge-
rokend 150,000 Pond sterling te bedragen), spoedig een mede-
dingster zou krijgen. Werkelijk had dan ook de tweede alge-
meene nijverheidstentoonstelling reeds in 1855 te Parijs plaats.
Er is over de verhouding der allereerste te Londen gehou-
dene, tegenover de latere te Parijs en daarna weder te Londen
plaats gehad hebbende groote tentoonstellingen een vrij uiteen-
loopend oordeel uitgesproken, verschillend, al naar het stand-
punt waarop men zieh bij de beschouwing daarvan plaatste.
II '