243
geland, Frankrijk, Duitschland en ook in Oostenrijk hebbon
gehad, daarvan leverde de Weener tentoonstelling de schitte-
rendste bewijzen.
Werpen wij, vöordat wij het Hoofdgebouw verlaten, om ons
naar de Kunsthalle te begeven, nog een algemoenen terugblik
op onze tentoonstelling in de Hoofdgalerij, de Zijgalerij en den
overdekten Hof.
Van de Hoofdgalerij, die 25 Meter breed was, badden wij
de eene helft, dus ter breedte van 12,5 M., terwijl de andere
helft door Belgie bezet was; de lengte van ons gedeelte bedroeg
50 Meter, waarvan 35 Meter een zijwand badden, en de 15
overige den ingang vormden der Zijgalenj. Ons gedeelte van de
Hoofdgalerij was slechts eene galerij verwijderd van de Kotundo,
en wij grensden aan dien kant aan het Duitsche rijk, terwijl
wij aan de tegenovergestelde zijde alweder door Belgie werden
ingesloten, dat aldaar van de Hoofdgalerij de volle breedte innam.
Het aan Nederland behoorende gedeelte der Zijgalerij had
een diepte van 17.5 Meter, terwijl het overige gedeelte de ten
toonstelling van Zweden bevatte; uit onze Zijgalerij voerde een
glazen deur met drie treden naar den eenigszins lager gelegen
overdekten Hof, die een breedte had van 35 Meter, waarvan
wij alweder een lengte van 27 Meter met Belgie verdeelden, ter
wijl het overige gedeelte in de volle breedte door Denemarken
werd ingenomen. Uit dezen Hof bracht een glazen deur alwe
der in de Hoofdgalerij.