11
„ner Wereld-tentoonstelling bekend werd, de naam von Schwarz
„op aller lippen zweefde, ja, dat men een tentoonstelling aldaar,
„zonder dezen man aan het hoofd, voor een volslagen onmo-
„gelijkheid hield.
„Op echt Keizerlijke wijze bewilligde de Monarch, zonder
„zieh aan kleinmoedige bureaucratische bekommernissen te sto
ben , alle eischen, door Baron von Schwarz aan de aanvaar-
„ding van den post van General-Director der Weener Wereld-
tentoonstelling verbonden, en, nadat deze nog tot op den
„laatsten dag zijn plicht jegens de Oostenrijksche onderdanen,
„in het door oproer van binnen en belegering van buiten ge-
„teisterde Parijs had vervuld, verliet bij de reeds brandende
„s traten van Frankrijks boofdstad, om zieh naar Weenen te
„begeven, waar hij het laatste en schoonste blad in den krans
„zijner Verdiensten zou vlecbten.
„Wat bij hier wrochtte aanschouwen wij; zijn naam be-
„hoort van nu af aan de geschiedenis, welke dien voor de
„dankbare nakomelingen roemvol zal bewaren.” —
Het möge waar zijn dat dit laatste niet geheel van „Schmei
chelei” is vrij te pleiten, ’t möge evenzeer waar zijn dat menig
„rekenend” Oostenrijker, met het oog op de eindcijfers , na ’t
opmaken van credit en debet, zijn hart niet zoo sterk van
dankbaarheid jegens den General-Director voelt overloopen,
zeker is het toch dat het hier gezegde in hoofdzaak de waar-
heid is en dat deze geniale man, die door velen, en onder
deze ook door verschillende leden der Nederlandsche Hoofd-
commissie, bewonderd is, aan de Oostenrijksche nijverheid