258
van ons Verslag is gemold, door de Commissio in de eerste
helft der maand Februari 1873 teneinde gebracht.
Het is overbodig te vermelden dat die reis de zaak geheel
en al van gedaante deed veränderen, en een allergunstigsten
invloed op onze tentoonstelling uitoefende.
Alras werd de Commissie overtuigd dat het besluit om een
Commissie naar Weenen af te vaardigen, een zeer gelukkig
denkheeld was geweest, daar de plannen der Kunsthalle, dio
zoovele malen tevergeefs gevraagd waren, haar nu helaas ten
duideljjkste aantoonden, dat de plaats aan de Nederlandscho
Kunst toegestaan, harer onwaardig was, daar die grootendeels
op schormen aanwezig was, waarop onmogelijk een behoor-
lijke tentoonstelling kon gehouden worden.
De Commissie was evenwel overgelukkig in hare pogingen
om daarin verandering te brengen, en zij mocht erin slagen
om de aanvankelijk op 300 vierk. Meter beperkte wandvlakte
veranderd te zien in 414 vierk. Meter. Daarbij moet vooral
niet uit het oog verloren worden, dat de eerste hoeveelheid
grootendeels, zooals gezegd is, op schermen voorhanden was,
tengevolge van de indeeling van een groote en een kleine zaal,
waarvan wij elk een derde zouden bekomen, terwijl de ver-
kregen 414 vierk. Meter bestond in de wandvlakte van een
geheele groote zaal en een gedeelte van de midden- of eerezaal,
welk günstig resultaat hoofdzakelijk was te danken aan de for-
meele verklaring van de Commissie, om onze Regeering te ad-
viseeren tot onthouding, indien aan Nederland voor hare kunst