2G0
Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken, na gedane
aanvrage der Sub-Commissie, reeds bij Ministerieel schnjven
dd. 14 December 1872 toestemniing bad verleend tot de tijdelijke
afgifte van veertien schilderijen uit het Paviljoen te Haarlem,
terwijl eindelijk ook de Heeren Hacke van Munden, Post,
Lantsheer , Oltman en Koning Möstenberg bunne hoog-
gewaardeerde bulp badden aangeboden, verkreeg de Commissie
daarna ook de toezegging tot het afstaan van kunstwerken, in
eigendom toebeboorende aan „Teylers genootschap”, te Haarlem,
en aan de Heeren Lumley, Patijn van Kloetinge, Kijzer,
Parser, Wertheim, Ledeboer, Wijtman, Boijaarts van
den Ham, van Eeghen, Gtldemeestee, de Gheus, Ed. Ja
cobson, Pirsch, Porbes, Yerloren van Themaat, Baron
Fagel, Bodenheim, Menzer, van Citters, Langenhuijsen,
Metzelaar, Blom Koster, de Gruyter, Bavenstein, Ig-
nace Ephrusi, Franken, Beels van Heemstede , Gebel,
Baron van Hardenbroek, de kunstbandelaars Firma Goupil ,
SarlüIs , Pappelendam en Schouten , van Gogh en van der
Donck ; terwijl eindelijk bet Gemeentebestuur van ’s Graven-
bage met de meeste bereidwilligheid een vijftal schilderijen uit
bet Museum voor moderne kunst afstond, waardoor allen de-
gelijke bewijzen gaven van nationalen kunstzin en daarvoor
den dank der natie hebben verdiend.
Met de bedoeling om aan de medewerkers en aan Nederland
te toonen, op welke wijze, onze nationale kunst te Weenen
zou vertegenwoordigd worden, besloot de Sub-Commissie een
voorloopige tentoonstelling te houden in de localen der Maat-