263
Hoewel de berichten uit Weenen van de toen zieh aldaar
bevindende leden der Commissie voor de industrie, met het
oog op de mogelijkheid om een aanvang met de werkzaamheden
te kunnen maken, nog altijd ongunstig hieven, zoo meende
het Comite voor de Kunst niet langer te mögen dralen, vooral
met het oog op de toen ook voor de Kunst nog bepaalde opening
op 1 Mei. Het voor de opstelling der kunstproducten gekozen
lid der Hoofdcommissie, de Heer Yogel , vertrok dus half-
April, en vond de sehilderijen nog altijd gedeponeerd in het
Industrie-paleis, zonder dat er vooreerst nog sprake kon zijn
van overbrenging naar de Kunsthalle. Mettemin kon de Com
missie voortgaan met voorloopige werkzaamheden, waarbij het
veränderen der kleur onzer kunstzaal een voorname plaats be-
kleedde, daar de bestaande geenszins aan de verwachting be-
antwoordde. Na deze operatie, was de Kunsthalle, met uit-
zondering van de eerezaal, genoegzaam in orde om zonder be-
zwaar onze sehilderijen ten spoedigste te doen overbrengen en
ze te doen ontpakken, daar ze reeds veel te lang in de kisten
hadden moeten verblijven. Met dit „ten spoedigste” was echter
buiten den waard gerekend, daar het weldra bleek dat, ten
gevolge van onvoldoende administratieve maatregelen, er geen
enkele wagon te verkrijgen was voor de overbrenging, zoodat,
daar de kisten niet langer de werkzaamheden in de Hoofdgalerij
mochten belemmeren, er besloten werd, ze alle over te doen
dragen, hetgeen evenwel gemakkelijker besloten dan gedaan
was. Onze mineurs, die daarmede gedurende drie dagen on-
afgebroken bezig waren, konden niet langer gemist worden,