271
zelfs bij al die Studie, meer weer te geven dan de indrukken
zijner eigene gewaarwordingen, omdat kunst in hoofdzaak geen
wetenschap, maar gevoelskwestie is, die zieh niet laat opdrin-
gen, daar ze liet gevolg is van opvoeding en beschaving,
waardoor elke opvatting, op kunstontwikkcling gebaseerd, hare
„raison d’etre” bezit, in de verschillende graden waarin zij in-
dividueel bestaat of ontstaat.
Wjj zullen derlialve geen overzicht geven van bijzondere
kunstuitingen, doch alleen volstaan met in ’tkort de indruk
ken weer te geven die de verschillende voornaamste scholen
in haar geheel op öns gemaakt hebben in vergelijking met de
onze, daar het hier in hoofdzaak geen individuele, maar een
internationale wedstrijd geldt.
Om dit te kunnen doen, moeten wij beginnen mede te
deelen dat vele vreemde Commissieen, waaronder de Franscho
en Belgische, zieh niet gehouden hebben aan Art. 1 van het
bijzonder Programma, hetwelk zegt: „dat alleen tentoon-
gesteld mögen worden werken, die na 1862 ver-
vaardigd zijn.” Hieruit volgt onmiddelijk dat de wedstrijd
van die landen o n g e 1 ij k was tegenover hen, die e e r 1 ij k
genoeg waren, zieh daaraan te houden, zooals bijv.
Nederland dit gedaan heeft. De werken van onze
overleden groote mannen namen daaraan geen deel, zooals
bijv. van Koekkoek, Krusemav , Meijeb, Auijen , Piene-
man , Schelfhout , Waldokp , enz., wier beste werken alle
anterieur aan dien datum waren, terwijl Frankrijk exposeerde
12 Troyon’s, 11 Delackoix’s, Bousseaus’s enz., en Belgie