275
Anders is dit met de overige schilderscholen. In de voor-
naamste vindt men in meerdere of mindere mate sporen van
onze oude school, terwijl het opmerkenswaardig is dat die
scholen, waar die sporen niet of zeer weinig werden gevonden,
ook minder te beteekenen hadden. Dat de Museen van die
landen, die gevuld zijn met onze oud-Nederlandsche kunst,
daarvan de groote oorzaak zijn, behoeft wel geen betoog, ter
wijl bet bovendien zeer in het oogvallend was, dat de rich-
ting van onze oude kunst bij de versehillende goede kunst-
uitingen in den vreemde, in verhouding tot de oud-Italiaansche,
Yenetiaansche en Spaanscbe kunst, in het voordeel der onze
scheen. Dit moet natuurlijk gezöcht worden in den meer re
alistischen geest van onzen tijd, waardoor geidealiseerde werke-
lijkheid de prioriteit ontvangt boven de uitsluitend ideale, die
ook in de kunst, zoo het schijnt, hoe langer hoe meer tot het
verleden gaat behooren.
Behalve dus dien invloed, vindt men bijv. in de Fransche
school vooral ook vele sporen der Italiaansche, waarvan hun
„prix de Rome” de allereerste oorzaak is, vermeerderd met die
der museen. Die school draagt dus een meer gemengd ka-
rakter dan de onze, wat de nationale eenheidsuiting betreff.
Hetzelfde geldt ongeveer (behalve de „prix de Rome”) voor
de Belgische school, als bestaande uit oud-Nederlandsche,
vooral Ylaamsche en ook Italiaansche elementen, terwijl de
moderne Fransche richting aldaar een bijzondere groote rol
speelt. Bij al de voortrefielijke eigenschappen dezer school,
Was dat gemengde nergens sterker zichtbaar dan bij deze laat-