37
thans de handen van verwondering ineen, over ’t geen er in
dien körten tijd had plaats gegrepen.
Nederland behoorde tot die landen, waar men ’t verste
gevorderd was, en er zou onze Commissie zeker niet veel meer
te doen zijn overgebleven, zoo zij niet wäre opgehouden ge
worden door ongereedheid nu van dit dan weder van dat ge-
deelte der gebouwen.
Al het ceremonieel van die officieele opening te beschrijven
acht de Commissie niet op hären weg te liggen. Met recht
mocht men die opening plechtig noemen. Er was niet meer
omslag bij dan erbij noodig was, en, wat men eraan had toe-
gevoegd, strekte werkelijk om het geheel indrukwekkend te
maken.
Een groote schare van genoodigden, uit verschillende landen
van Europa, vereenigde zieh reeds vroegtijdig in de Eotunde
welker verbazende ruimte toen veel grootscher effect maakte
dan later, nadat die opgevuld was met een bonte massa van
vitrines en etalages. Zeer jamrner was het dan ook dat men
van het oorspronkelijk plan, om de Eotunde ledig te laten,
heeft moeten afwijken; de later daarin geplaatste voorwerpen
werden nietig in dit kolossale gebouw, terwijl zij er, aan den
anderen kant, den grootschen indruk totaal van bedierven.
De verhevenheid, opgericht voor den Keizer en de Keizerin
en het Keizerlijk gevolg, vlak tegenover den hoofdingang, was
zoo eenvoudig mogelijk, en op geenerlei wijze had men door
een honten opschik den plechtigen indruk bedorven, gelijk
anders zoo vaak het geval pleegt te zijn.