II.
DE NEDERLAND8CHE HOOFDCOMMISSIE, HARE
VERRICHTINGEN EN BEMOEIINGEN.
Toen, in October 1871, van wege de Generale Directie de
Statuten en het programma werden verzonden, bestond er hier
te lande nog geen sehijn of schaduw eener Hoofdcoramissie,
en werd in de Staatscourant van 18 October het programma
in hoofdomtrekken medegedeeld en tevens kennis gegeven dat
zij, die verlangden meerdere bijzonderheden dienaangaande te
weten te körnen, zieh daartoe konden wenden tot de Maat-
schappij ter bevordering van Mjverheid, te Haarlem en de
Yeieeniging ter bevordering van Fabrieks- en Handwerksnij-
verheid, te ’s Gravenhage.
De ßegeering scheen derhalve niet genegen zieh verder
rechtstreeks met deze aangelegenheid te bemoeien, en de zaak
geheel aan de industrieelen hier te lande zelven over te laten.
Dit bleek nog duidelijker uit een brief van Z. E. den Mi
nister Thorbecke, aan de Yereeniging van en voor ISTederl.
Industrieelen, in dato 15 November 1871, waarin o. a. wordt
gezegd:
„De benoeming van een weinig talrijke Commissie, uit den