43
„boezem der Industrieelen, zonder tusschenkomst des Grouverne-
„ments, schijnt het geschfktste middel, ter bereiking van de
„noodige eenheid van handeling”. Yerder geeft de Minister
aan het Bestuur dier Yereeniging zijn wensch te kennen, dat
deze zieh met de beide bovengenoemde corporaties hierin mocht
verstaan, in welk geval, en zoo dit tot de vorming eener
Commissie mocht leiden, die waarborgen opleverde voor een
goede leiding, de Minister niet ongenegen was deze pogingen
financieel te ondersteunen. Wat echter de vertegenwoordiging
der Nederlandsche Kunst betrof, daaromtrent bebield de Mi
nister zieh een nadere beslissing voor.
Dit gaf natuurlijk aanleiding tot het beramen eener bijeen-
komst van afgevaardigden dezer drie de Nederlandsche nijverheid
voorstaande corporaties, waarvan werkelijk een vergadering het
gevolg was, die reeds op den 28 en November 1871 te ’s Hage
werd gehouden.
Yan wege de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
van Nijverheid waren hiertoe gecommitteerd de Heeren Staats-
raad J. W. L. van Oordt, Professor Dr. E. H. von Baum
hauer, benevens de President Dr. A. Yrolik ; de Maatschappij
tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid was ver-
tegenwoordigd door de Heeren Mr. D. J. Mackay, Yoorzitter,
Dr. J. Th. Mouton en M. L. Hermans; terwijl voor de Yer
eeniging van en voor Ned. Industrieelen zitting hadden de
Heeren A. H. Eiöeman, Voorzitter, L. A. H. Hartogh en
A. Nering Bögel.
De uitslag der overwegingen dezer vergadering, aan Z. Ex.