45
organiseeren, en ala zoodanig door de Regeering wenschten
erkend te worden. Dit Comite verlangde geen subsidie van
de Regeering, maar stelde zieh voor alle kosten te verdeelen
over de eventueele inzenders.
De Minister, alle verwarring, waartoe twee Commissien al-
licht zouden leiden, wenschende te voorkomen, gaf daarbij te
kennen gaarne te zullen zien dat de bovengenoemde Yereeni-
gingen zieh bij deze Heeren aansloten, in welk geval de can-
didaten der Yereenigingen, benevens de drie voornoemde Heeren,
door Z. E. aan den Koning zouden worden voorgedragen.
In die vergadering werd besloten dat door de Yoorzitters
der drie Yereenigingen, de Heeren Vrolik, Mackay en Eige-
man, bij den Minister audientie zou worden aangevraagd, ten
einde het antwoord der geoommitteerden persoonlijk aan Z. E.
te overhandigen.
Dit antwoord, vervat in een missive gedagteekend 15 Februari
1872, bevatte de pertinente verklaring der noodzakelijkheid van
finantieele ondersteuning door de Regeering, daar anders wel
is waar missehien enkele industrieelen zieh tot inzending ge
negen zouden toonen, maar het aan geen twijfel onderhevig
was, dat de meesten zieh door de groote kosten zouden doen
afschrikken. Bijaldien de Minister zieh tot finantieelen steun
genegen verklaarde, betuigde men zieh bereid om met de drie
Amsterdamsche Heeren in nader overleg te treden. Op het
spoedig nemen van doeltreffende maatregelen werd beleefdelijk
aangedrongen.
Kort daarna hadden, naar aanleiding van een op die