48
Deze Commissie bestond nu, blijkens de opgave in de Staats
courant, uit de volgende Heeren:
Lid enYoorzitterde Heer:
J. AV. L. van Oordt , Staatsraad in buitengewone dienst,
Directeur der Nederlandsche Maatschappij tot bevorde-
ring van Nijverheid, te Rotterdam.
Leden de Heeren:
Dr. E. H. von Baumhauer, honorair Hoogleeraar, Direc
teur der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van
Kijverkeid, te Haarlem ;
A. J. Blydenstein, Fabriekant en landbouwer, te Enschede;
D. Grothe, Hoogleeraar aan de polytechnische school, te
Delft;
J. P. de Bordes , Ingenieur, te ’s Gravenhage;
A. H. Eigeman, Yoorzitter der Yereeniging van en voor
Nederlandsche industrieelen, te Leiden;
L. A. H. Hartogh, Civiel Ingenieur, Directeur der Ko-
ninkhjke fabriek van waskaarsen, te Amsterdam;
F. Ridder van Rosenberg , Nederlandsch Consul-generaal,
te AVeenen;
B. de Poorter, Hoogleeraar, Directeur der Rijks Akademie
van beeidende kunsten, te Amsterdam;
J. G. Vogel, Yoorzitter van het schilderkundig genootschap
„Pulchri Studio”, te ’s Gravenhage en
R. CraeijvAnger , Vooi'zitter van de Maatschappij „Arti et
Amicitiae”, te Amsterdam.
Reeds vroeger was door Z. E. den Minister Thorbecke mon-
deling aan den Yoorzitter te kennen gegeven dat de Regeering