51
plaats te ’s Hage, in een der lokalen van het departement van
Binnenlandsche Zaken, op den 2<™ Mei 1872, onder het pre-
sidium van den Heer Staatsraad Van Oordt.
Daarin werd o. a. door den Yoorzitter medegedeeld dat Z. E.
de Minister van Binn. Zaken hem, terstond na de benoeming
der Hoofdcommissie, had verzocht zieh naar Weenen te bege-
ven, ten einde zieh persoonlijk omtrent vele aangelegenheden,
de tentoonstelling betreffende, op de hoogte te stellen, en zieh
met den aard en den omvang van dat plan nader vertrouwd
te maken; uit welk persoonlijk onderzoek dan zou kunnen
blijken, in hoeverre Nederland op die expositie een goede fi-
guur zou kunnen maken.
Het resultaat dezer reis, thans aan de leden der Hoofdcom-
missie medegedeeld, was in de eerste en voornaamste plaats
persoonlijke kennismaking met den General-Director en andere
leden der Keizerlijke Commissie, welke kennismaking natuur-
lijk tot nadere bespreking van een aantal bijzonderheden van
lokalen aard moest leiden; voorts deelde de Yoorzitter mede
dat de Generale-Directie de ruimte in het hoofdgebouw zou
vei huren voor 10 Flor, de vierk. Meter (een bepaling waarvan
later, door daaraan verschillende verklaringen te geven, op
willekeurige wijze is afgeweken). Ook bracht hij verschillende
teekeningen ter tafel, die thans voldoende door hem konden
worden toegelicht, enz.
Een zjjner voornaamste bemoeiingen te AYeenen moest ech
ter uit den aard der zaak zijn, zieh te vergewissen in hoeverre
de door de Generale Directie voor Nederland bestemde plaats