52
geschikt kon worden geacht voor een waardige Nederlandsche
expositie, en reods terstond bleek daarbij dat men te Weenen
ons land onder die van zeer geringe beteekenis had gerang-
schikt. Yoor Nederland toch was slechts bestemd het achterste
gedeelte van een der Zijgalerjjen door B. 7. aangeduid '). Deze
plaats nu was zöö afgelegen en bekrompen tevens, datdeVoor-
zitter zieh genoopt zag te verklären, dat Nederland zieh van
elke deelneming aan de tentoonstelling zou moeten onthouden,
tenzij daaraan een geschiktere plaats werd toegewezen.
Het ging echter niet gemakkelijk om hierin een gewenschte
verandering te verkrijgen. Op zijn pertinente vorklaring ech
ter, dat Nederland zieh anders zou moeten terugtrekken, gaf
men ten laatste toe.
De nu ter besehikking der Nederlandsche Hoofdcommissie
gestelde mimte was de volgende:
a. Een gedeelte van de Hoofdgallerij, bij de Zijgallerij door
B. 7 aangeduid, groot 713 vierk. Meter.
b. Een gedeelte van de Rotunde, groot 143 vierk. Meter.
De Yoorzitter stelde echter thans aan zijne medeleden voor
die mimte van 143 vierk. Meter in de Rotunde te ruilen tegen
het voorste gedeelte van de gallerij B. 7, wijl men dan een
aaneengesloten ruimte van 713 -(- 143 = 856 vierk. Meter
zou verkrijgen, welk voorstel natuurlijk algemoenen bijval vond.
1) Op het groote plan waren de galerijen op die wijze door letters en nummers
onderscheiden. Het is dezelfde Zijgalerij, die op de hierbij gaande plattegrondsteeke-
ning der expositie gedeeltelijk gekleurd is. Aanvankelijk was het achterste gedeelte
ons toegewezen, doch, wij verkregen later het voorste, aan de Hoofdgalerij grenzende
gedeelte, gelijk door de kleur aanewezen is.