54
over 968 vierk. Meter; daar echter ging veel plaats verloren,
omdat die ruimte den vorm van een sector had. In 1862 had
men te Londen slechts 680 vierk. Meter.
De werkelijk ingenomen ruimte te Parijs bedroeg:
grondoppervlakte 303 vierk. Meter
tafeloppervlakte 120,4 „
vitrine’s 103,2 „
alzoo tesamen omstreeks . . 527 vierk. Meter.
Yoor de afdeeling der schoone kunsten was daar voor Ne-
derland een wandoppervlakte beschikbaar van 278 vierk.
Meter.
Bedenkt men nu dat te Weenen de ruimte in den hof,
door overdekking en aansluiting, eigenlijk tot de in het hoofd-
gebouw werkelijk ingenomen ruimte behoort, voorts dat, gelijk
verder uit ons Yerslag zal blijken, daar nog bijgekomen is de
ons beschikbaar gestelde ruimte in de Agriculturhalle, ten be-
drage van 340 • vierk. Meter, waarin alleen de omvangrijke
groepen 2 en 4 waren geplaatst, en eindelijk dat de aanvankelijk
voor de Nederlandsche kunst beschikbare wandoppervlakte later
nog aanzienlijke wijziging en uitbreiding onderging; bedenkt
men daar tevens bij dat, niettegenstaande die veel grootere
ruimte, de Nederlandsche Hoofdcommissie in alle afdeelingen
(de Machinenhalle alleen uitgezonderd) daarmede heeft moeten
woekeren, en ontegenzeggelijk te dichte plaatsing hier en daar
als een gebrek onzer expositie moet worden beschouwd, dan
gewis is de gevolgtrekking, die alleszins juist is, niet verre,
dat de Nederlandsche expositie, in vergelijking met vroegere