waren eenstemmig in lof over hun goed gedrag, hun beleefd-
en voorkomendheid. Inzonderheid de vier ondorofficieren hebben
der Commissie, vöör, gedurende en na de tentoonstelling, uit-
stekende diensten bewezen; ook is de Commissie niet in gebreke
gebleven daarvan Z. E. den Minister van Oorlog in kennis te
stellen, die, door de gereede en hoogst welwillende toestemming
tot dit verlof, aan de Commissie grooter dienst bewezen heeft,
dan ze inet mogelijkheid zou kunnen zeggen. Het is der Com
missie daarom dan ook een hoogst aangename plichtsvervulling
Z. E. daarvoor bij deze gelegenheid nogmaals haar opiechten
dank te betuigen.
Den 22™ Maart vertrok het eerste met de opstelling belaste
lid der Hoofdcommissie, de Heer de Bordes, naar Weenen
en werd, acht dagen later, gevolgd door de Heeren Eigeman
en Witte, terwijl, tegen half-April, ook de Heeren von
Baumhauer en Vogel te Weenen aankwamen, waarna de
Heer de Bordes naar Nederland terugkeerde.
De Voorzitter, de Heer van Oordt, arriveerde te Weenen
den 28 April, terwijl de Heer Eigeman , door onverwachte
berichten uit Holland, zieh, hoezeer zjjns ondanks, genood-
zaakt zag om ten spoedigste, en wel den 3 Mei, de terugreis
aan te nemen.
Nadat ongeveer half-Mei de geheele Nederlandsche afdeeling
in orde was, behalve eenige schikkingen der toen nog niet
ontvangen en eerst in Juni aangekomen Oost-Indische zendin
gen, waarvoor de Voorzitter, bijgestaan door den Heer Muijsken,
de zorg op zieh nam, zijn de met de opstelling belaste leden