69
Hoewel reeds liier in Nederland bij de Hoofdcommissie het
denkbeeid ter sprake kwam om voor de Nederlandsche afdee-
ling een geheel afzonderlijken Catalogus in de Duitsche taal
op de tentoonstelling verkrijgbaar te stellen, meende men toch
hieraan geen verder gevolg te moeten geven, eerstens wijl men
in de onzekerheid verkeerde of zulks wel door andere Com-
missien zou gedaan worden en of het dus wel gebiedend nood-
zakehjk zou zijn, ten anderen — en dit was wel de voornaamste
reden — omdat de ter beschikking der Commissie gestelde
middelen een dergelijke uitgaaf niet gedoogden.
Toen echter de Jury te Weenen yergaderde, versehenen als
’t wäre plotseling een aantal afzonderlijke Catalogi der ver-
schillende landen, en de Juroren der verschillende groepen dran
gen er op aan, omdat die Catalogi een gemakkelijke leiddraad
in de hand gaven, bij ’t bezoeken der onderscheidene gedeel-
ten, ten einde zieh te vergewissen, of men het voor een be-
paalde groep door een zeker land geexposeerde al dan niet
had gezien.
Toen moest de vraag of zulk een geldelijke uitgaaf ons al
of niet goed schikte naar den achtergrond gedrongen worden.
Er moest een afzonderlijke catalogus ook van Nederland worden
uitgegeven, en dat wel zoo spoedig mogelijk, want de aan-
vragen ernaar vermeerderden met den dag.
De redactie daarvan namen de toen weder in Weenen terug-
gekeerde Heeren von Baumhauer en Witte, benevens de Heer
Grotiie en de Secreraris, de Heer Muysken , op zieh. Het in
allerijl te ’s Hage herziene en bijgewerkte statistieke gedeelte