72
tenrijksehe, gcbleken. ’t Is derhalve niet te verwonderen, dat
ook enkele Nederlandsche inzenders zieh in dit opzicht te be
klagen hebben. Later in dit Yerslag zullen wij gelegenheid
hebben om op enkele bijzonderheden, hierop betrekking heb-
bende, terug te komen. Te dezer plaatse möge het voldoende
zijn te zeggen, dat door de Nederl. Hoofdcommissie onver-
moeid en tot op bet laatste oogenblik toe, alle mogelijke po-
gingen zijn aangewend om soortgelijke omissie’s en vergissingen
hersteld te krijgen. ’t Was echter alles vergeefsche moeite.
De Commissie kreeg ten antwoord, wat de Aartshertog Rainer
aan een deputatie uit de Oostenrijksche inzenders, die met dit
doel tot Hem kwamen, antwoordde: „’t Is onmogelijk iets te
veränderen aan de beslissingen der internationale Jury, thans,
nu al de leden daarvan naar hun haardsteden zijn teruggekeerd.”
Dit möge waar zijn, ’t is even waar dat men niet vroeger
reclameeren kön, wijl eerst nadat de Jury ontbonden was, de
uitslag der bekroningen werd bekend gemaakt. Zulke vergis-
singen zijn de schaduwzijde der tentoonstellingen, en berokke-
nen aan de Commissieleden vele onaangenaamheden, daar, waar
ze vaak ’t meeste aanspraak hebben op de erkentelijkheid der
betrokken personen, voor wie ze zieh vele moeiten en niet
altijd even heusche bejegeningen getroostten.
De officieele „Preis-Ertheilung” (d. w. z. voorlezing van een
aantal namen van de met het Ehren-Diplom bekroonden) had plaats
in de, zeker daarvoor niet zeer geschikte, Reitschule aan den
Hofburg, en kenmerkte zieh door geen enkele vermeldens-
waardige bijzonderheid.