74
sien, zou kunnen teekenen, hetwelk men zieh voorstelde op den
volgenden dag aap Keizer Franz Joseph te overhandigen, zijnde
dit de dag, waarop Z. M., vijf en twintig jaren geleden, de Re-
geering aanvaardde. Sleehts een der leden onzer Commissie,
de Heer Witte, was toen nog te Weenen aanwezig, zoodat
deze aan die uitnoodiging gevolg gaf. Daar echter op den
2 :n December het aantal deputatien, die bereids audientie bij
den Keizer hadden aangevraagd, zeer talrijk was, liet het zieh
aanvankelijk aanzien dat dit adres eenvoudig aan Z. M. zou
moeten worden toegezonden. De Keizer gaf echter als Hoogst-
deszelfs uitdrukkelijken wensch te kennen, dat hij gaarne ook
deze deputatie persoonlijk wilde ontvangen, en wel op den
3en December, ’s middags te 12 ure. Op dien dag begaven
zieh dan ook al de onderteekenaars, zoo wij ons niet yergis-
sen 16 in getal, naar den Hofburg, waar alles feestelijk voor
deze ontvangst was ingericht Nadat het adres door den Zwit-
serschen commissaris was voorgelezen en de Keizer de deputatie
in algemeene bewoordingen had bedankt, wendde Z. M. zieh
tot elk der aanwezigen persoonlijk, en gaf met weinige woor-
den blijk zelfs nü nog zeer goed op de hoogte te zijn yan
alles wat op de expositie betrekking had. Deze heleefdheid,
waarvan de Secretaris der Engelsche Commissie, de Heer Owen ,
het initiatief had genomen, maakte blijkbaar op den Keizer
een zeer aangenamen indruk; terwijl, omgekeerd, ’sKeizers
minzaamheid, velen reeds zoo vaak gebleken, bij allen die deze
plechtige receptie bijwoonden, gewis lang in aangename herin-
nering zal blijven. Ook de Heer Müysken, hoewel niet tot